De juiste instelling van de radiatorventielen (kranen, voetventielen en onderblokken) is afhankelijk van allerlei factoren, die bijdragen aan de stromingsweerstand die een radiator ondervindt:
- De dikte van de leiding naar en van de radiator.
- Het aantal kunststof koppelingen (metalen koppelingen verhogen de weerstand niet)
- Bochten en knietjes
- De afstand van de radiator tot de ketel. Hoe verder, hoe minder druk en hoe groter de weerstand.
De instelling die de inregelaar doet betreft de maximale doorstroomopening op de radiatorventielen. Open geven die de minste weerstand, elk stukje dicht gedraaid vergroot de weerstand. De kunst is dat de som van de weerstand uit die 4 factoren + de weerstand van de doorstroomopeningen overal gelijk is. Dat is versimpeld, want de druk speelt ook een rol. Maar als dat gelijk is, dan stroomt het water overal even goed.
Dat instellen gebeurt het liefst op de gewone of thermostaatkraan, maar meestal kan het ook op de voetventielen of onderblokken.